Huiselijk geweld en kindermishandeling
Waar gaat het over?
Gemeenten moeten huiselijk geweld voorkomen en bestrijden. Daarvoor werken ze samen met Veilig Thuis.
Verantwoordelijkheden en wettelijke bepalingen
Huiselijk geweld is geweld dat thuis plaatsvindt, bijvoorbeeld tussen (ex-)partners, ouders en kinderen, broers en zussen, grootouders en kleinkinderen. De gemeente heeft rondom huiselijk geweld te maken met de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
De Jeugdwet verplicht gemeenten om maatregelen te nemen om kindermishandeling te bestrijden en te voorkomen. De kwaliteitseisen waar de jeugdhulp aan moet voldoen, zijn ook vastgelegd in deze wet. Enkele andere verantwoordelijkheden uit de Jeugdwet zijn indirect gericht op het voorkomen van kindermishandeling, zoals het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang.
Volgens de Wmo moet de gemeente opvang en hulp voor slachtoffers van huiselijk geweld organiseren. Nazorg na geweld in de privésfeer is eveneens een taak van de gemeente. De gemeente moet ook beleid maken rondom het voorkomen van huiselijk geweld en de nazorg als het wél gebeurt, denk aan voorlichting aan risicogroepen over veilig ruzie maken, het bepalen van het aantal opvangplekken of toegangscriteria voor een vrouwenopvang.
De gemeente moet daarnaast zorgen voor een meld- en adviespunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dat is geregeld bij Veilig Thuis, een organisatie met 25 afdelingen door het hele land. Hier kunnen mensen (slachtoffers, daders, omstanders of professionals) melding maken van (een vermoeden van) huiselijk geweld en advies vragen. Maatschappelijke sectoren (gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie) zijn verplicht om een meldcode te ontwikkelen en het gebruik ervan onder professionals te bevorderen, vanwege de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Met die meldcode bepalen maatschappelijke sectoren wanneer hun medewerkers een melding bij Veilig Thuis moeten doen. De taak van de gemeente is toezicht te houden op de naleving daarvan. Ook stelt de gemeente een meldcode op voor ambtenaren die de Leerplichtwet uitvoeren. Toezicht houden kan bijvoorbeeld door met een vragenlijst te achterhalen of instanties een meldcode hebben en hoe zij het gebruik ervan bevorderen onder het personeel. De gemeente kan de tekst van de meldcodes opvragen om te controleren of die aan de wettelijke eisen voldoet. Voor de kinderopvang mag de gemeente de GGD vragen om toezicht op de meldcode te houden, omdat de GGD ook al het algemene toezicht op de kinderopvang doet.
Na een melding bij Veilig Thuis, volgt een onderzoek naar de situatie en kan Veilig Thuis vervolgstappen nemen. Zij kunnen verwijzen naar de juiste zorgaanbieders en als het nodig is de Raad voor de Kinderbescherming informeren of aangifte doen bij de politie. De melder krijgt altijd een terugkoppeling.
Volgens de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) mogen persoonsgegevens niet zomaar gedeeld worden. Specifieke wetten voor een bepaalde sector gaan boven de algemene norm van de AVG. Dat geldt ook voor de Meldcode. Instanties mogen dus een dossier opbouwen en doorgeven aan Veilig Thuis. Veilig Thuis mag die persoonsgegevens verwerken zonder toestemming van de betrokkenen.
In principe mag de overheid zich niet mengen in het gezins- en privéleven van mensen, dat staat zo in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ingrijpen in de privésfeer mag alleen als dat in Nederlandse wetgeving is opgenomen en onderbouwd. Rechten van kinderen tot 18 jaar zijn vastgelegd in het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind. Zo moeten de belangen van kinderen voorop staan bij beslissingen die het kind aangaan en ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de zorg van het kind bij de ouder(s) of voogd(en). Deze verdragen en wetten beschermen mensen dus juist tegen bemoeienis van de overheid. Het Burgerlijk wetboek geeft de overheid de mogelijkheid wél in te grijpen in situaties waar de ontwikkeling van het kind bedreigd wordt. En het Wetboek van Strafrecht bepaalt wanneer het handelen van ouders of opvoeders strafbaar is.
Voor het ingrijpen in een gezin bestaan verschillende kinderbeschermingsmaatregelen, zoals een ondertoezichtstelling, het beëindigen van het gezag en uithuisplaatsing. Deze maatregelen worden door de kinderrechter afgegeven. De burgemeester kan een huisverbod opleggen als de politie een gevaarlijke situatie aantreft waarin nog geen strafbare feiten zijn gepleegd.