Achtergrondinformatie
De instroom van asielzoekers in ons land is moeilijk te voorspellen. Sinds 2021 neemt het aantal asielzoekers in Nederland weer geleidelijk toe. Door verschillende oorzaken levert sindsdien de opvang van asielzoekers problemen op. Door gebrek aan opvangplekken verspreid over het land, moeten asielzoekers te lang in het aanmeldcentrum in Ter Apel verblijven, waardoor dat overvol raakte: voorjaar 2022 moesten tientallen mensen de nacht buiten doorbrengen.
Eén van de oorzaken van het gebrek aan opvangplekken voor asielzoekers, is dat statushouders (dus asielzoekers die in Nederland mogen blijven) niet snel genoeg een woning kunnen krijgen, waardoor zij langer in een asielzoekerscentrum verblijven. Dat vermindert het aantal opvangplekken voor asielzoekers, maar het benadeelt bovendien de kansen van statushouders om in te burgeren en hun plek in onze samenleving te vinden. Naar aanleiding daarvan besloot het kabinet in juni 2022 de asielopvang tot nationale crisis uit te roepen. Een crisissituatie biedt kansen om sneller en slagvaardiger op te treden.
Onderdeel van die crisisaanpak is te kijken hoe gemeenten voor meer woningen voor statushouders kunnen zorgen. Dat is namelijk een moeilijke opgave, omdat gemeenten zelf kampen met een groot tekort aan (sociale) huurwoningen. Bovendien kregen gemeenten, na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne, ook de taak om gevluchte Oekraïners op te vangen.
Voor het eerste halfjaar van 2023 heeft het kabinet gemeenten gevraagd om 21.200 statushouders te huisvesten. Om gemeenten daarbij te helpen biedt de Rijksoverheid diverse (tijdelijke) mogelijkheden ter ondersteuning aan. Hieronder staan een paar van die mogelijkheden genoemd.
Via de Regeling huisvesting aandachtsgroepen kunnen gemeenten een financiële bijdrage aanvragen voor de realisatie van huisvesting voor onder andere statushouders.
Het Rijk wijst ook op de mogelijkheid van een tussenvoorziening: een woonvorm waar bewoners voor een bepaalde periode wonen. Een tussenvoorziening is vaak sneller te realiseren dan reguliere woningbouw. Het kan gaan om transformatie van grote kantoorgebouwen of kleinere tijdelijke eengezinswoningen. Statushouders kunnen daar tijdelijk wonen, voor ze hun plek in een gemeente vinden. Het Rijk heeft, samen met de VNG, een handreiking opgesteld over hoe hiermee om te gaan.
Statushouders kunnen gebruikmaken van de logeerregeling van het COA. Dan verblijven zij, in afwachting van een woning, eerst, in principe maximaal drie maanden, bij een gastgezin in de gemeente waar zij wachten op een woning.
Ook stelde het Rijk de tijdelijke Hotel- en accommodatieregeling (HAR) in: statushouders in een AZC die op definitieve huisvesting wachten, konden dan via de HAR alvast tijdelijk in hun toekomstige gemeente gaan wonen. Bijvoorbeeld in een hotel of recreatiewoning.
Soms biedt de provincie gemeenten ook ondersteuning bij het scheppen van mogelijkheden voor huisvesting voor statushouders.
Naast deze, al dan niet tijdelijke, ondersteuningsmaatregelen, moeten gemeenten voornamelijk samen met woningcorporaties trachten woonruimte voor statushouders te realiseren. Zij krijgen daar in principe 10 weken de tijd voor. Als de gemeente een woning heeft gevonden, hebben vergunninghouders 2 weken de tijd om te verhuizen en de woning in te richten.
Families krijgen uiteindelijk meestal een eengezinswoning toegewezen. Jonge alleenstaande statushouders krijgen vaak een kamer in een huis met andere woningzoekenden, zoals studenten en werkende jongeren. Statushouders zijn verplicht om de woonruimte die een gemeente aanbiedt, te accepteren. Zij kunnen ook zelf woonruimte zoeken.
Omdat dit beleidsterrein zeer in ontwikkeling is: kijk op de website van de Rijksoverheid, het COA of de VNG voor de meest actuele informatie.