Achtergrondinformatie
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor samenhangende zorg dichtbij: één gezin, één plan, één regisseur. Door meer te investeren in lichte hulp zou verwijzing naar duurdere specialistische hulp minder nodig moeten zijn. Dat was een van de gedachten achter de invoering van de Jeugdwet. Maar de praktijk blijkt weerbarstiger.
Gemeenten hebben problemen met de uitvoering van de Jeugdwet. De vraag naar specialistische hulp is blijven stijgen en de vraag naar lichte hulp ook. Volgens gegevens van het CBS in een brief aan de Tweede Kamer van mei 2022, ontving in 2021 ongeveer 1 op de 7,5 jongeren tot 18 jaar enige vorm van jeugdhulp. Ter vergelijking: in 2015 ontving 1 op de 10 jongeren jeugdhulp en in 1997 bedroeg dit grofweg 1 op de 27.
De gemeente heeft een zorgplicht en moet een kind hulp kunnen bieden. Dat kost de gemeenten al jaren meer geld dan dat ze ervoor beschikbaar hebben. Kinderen die zwaardere hulp nodig hebben, moeten daar maanden op wachten. Dit komt ook door een tekort aan professionele zorgverleners.
Gemeenten zoeken naar verbetering van de afspraken in de samenwerking met hulpverleningsorganisaties en naar vereenvoudiging van de administratie om zo de kosten te beheersen.
Het Rijk erkent de problemen en heeft geld toegezegd om de gemeenten te compenseren voor de tekorten op hun begroting. Tegelijkertijd hebben het Rijk en de gemeenten een Hervormingsagenda 2022-2028 opgesteld. De Hervormingsagenda moet de toegang tot en de kwaliteit van de hulp voor kinderen die dat echt nodig hebben, verbeteren. Daarbij gaat het onder meer om inhoudelijke discussies over de reikwijdte van de (lichte) hulp en de bewezen effectiviteit van het hulpaanbod.
Het tweede doel van de agenda is een beheersbaar en financieel houdbaar stelsel. Daarvoor kunnen gemeenten beter samenwerken en de uitvoering verbeteren. Het Rijk gaat bovendien scherper in de gaten houden welke uitgaven gemeenten precies doen voor jeugdhulp.