Veiligheid
Inwoners moeten zich veilig voelen in hun gemeente. De raad stelt het veiligheidsbeleid van de gemeente vast en controleert de uitvoering.
Wettelijke bepalingen en verantwoordelijkheden
De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat inwoners zich in hun eigen huis en daarbuiten veilig kunnen voelen. Verkeersongelukken, overlast door hangjongeren, huiselijk geweld, relletjes in het uitgaansleven en drugshandel: al dit soort verschillende incidenten en gebeurtenissen kunnen die veiligheid bedreigen.
Veiligheid raakt dus aan bijna alle beleidsterreinen van de gemeente. De gemeenteraad stelt de doelen vast op het gebied van veiligheid, zoals handhaving van de openbare orde en hulpverlening door de politie. Dat is bepaald in artikel 38b van de Politiewet. De raad doet dit in het meerjarige Integraal Veiligheidsplan (IVP). Het IVP gaat uit van vijf veiligheidsvelden:
- veilige woon- en leefomgeving (overlast, inbraak);
- bedrijvigheid en veiligheid (winkelcentra, evenementen);
- jeugd en veiligheid (drugsgebruik, school);
- fysieke veiligheid (brand);
- integriteit en veiligheid (chantage, radicalisering).
Vaak wordt het vaststellen van een IVP direct na de verkiezingen in de nieuwe raad geagendeerd. Het nieuwe vierjarige IVP loopt zo meestal gelijktijdig aan de raadsperiode. De raad kan al in een vroeg stadium bij de totstandkoming van dit plan betrokken zijn. Een IVP begint meestal met een startnotitie. Hierin worden het proces en de planning, en eventueel ook flankerend beleid of kaders van het coalitieakkoord beschreven. De raad kan de opstellers van de startnotitie actuele veiligheidsthema’s in de gemeente meegeven. Daarvoor kunnen raadsleden hun oor goed te luisteren leggen bij de inwoners, maar ook op werkbezoek bij politie of maatschappelijke organisaties met voelsprieten in de buurt, zoals jongerenwerkers of zorginstellingen. De raad kan ook vragen om de startnotitie te kunnen vaststellen.
Veel gemeenten werken het IVP uit in (twee)jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s (JUP’s). Bij uitvoering van het IVP is de inzet van de politie onmisbaar. In het ‘driehoeksoverleg’ stemmen burgemeester(s), politie en Openbaar Ministerie deze inzet af. Een gemeente heeft niet het alleenrecht op de inzet van de politie. De (nationale) politie heeft ook prioriteiten die het niveau van de gemeente ontstijgen. In de Politiewet is wel geborgd dat elke gemeente over een (wijk)agent per 5.000 inwoners kan beschikken. De raad kan alleen invloed uitoefenen op de politie via zijn burgemeester. De burgemeester legt verantwoording af aan de gemeenteraad over het door hem of haar gevoerde gezag op de politie (Politiewet art 15).
In de Gemeentewet is verder vastgelegd dat de burgemeester zelfstandig bevoegdheden heeft op het gebied van handhaving van de openbare orde (art 172). Algemene bevoegdheden van de burgemeester zijn het Noodbevel (art 175) en de Noodwet (art 176). Verder kan de burgemeester op eigen gezag drugspanden sluiten (Opiumwet), iemand een tijdelijk huisverbod opleggen (Wet Tijdelijke Huisverbod) en kermissen of festivals verbieden (Toezicht op openbare vermakelijkheden en inrichtingen, artikel 174 Gemeentewet). Met toestemming van de raad via een verordening kan de burgemeester een gebied aanwijzen waar tijdelijk cameratoezicht kan komen (Gemeentewet artikel 151c).
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing (bijvoorbeeld coronapandemie) en geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s en Besluit veiligheidsregio’s), maar ze zijn verplicht deze taken te laten uitvoeren door de veiligheidsregio. In de veiligheidsregio werken gemeenten, de politie, de brandweer, het Openbaar Ministerie en de Geneeskundige Hulporganisatie in de regio (GHOR) samen. De burgemeester is voor de raad ook het aanspreekpunt voor het beleid van de Veiligheidsregio.