Verslag bijeenkomst 30 oktober in Dordrecht
04 november 2019
Politici uit hele land in Dordrecht bij elkaar
Lokale partijen in de schijnwerpers
Lokale politieke partijen staan volop in de belangstelling. Bij onderzoekers, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Tweede Kamer. Een avond over kennis delen en plannen maken.
Op uitnodiging van het Kennispunt Lokale Politieke Partijen zijn enkele tientallen vertegenwoordigers van lokale partijen bijeen in het Meeting House in Dordrecht. De meesten zijn afkomstig uit Rotterdam en omgeving, maar ook de provincies Noord-Holland, Utrecht en Noord-Brabant zijn vertegenwoordigd. Op de agenda staat onder meer het Kennispunt jaarplan 2020.
Onderzoeker en docent aan Tilburg University Julien van Ostaaijen is de eerste spreker vanavond. In zijn studie ‘Lokale Partijen in Nederland 2002 – 2019’ stuitte hij op verschillende definities van een lokale partij. Wat verder opviel: de onderlinge verschillen tussen de ongeveer achthonderd lokale partijen zijn groot.
Klein beetje rechtser
Van Ostaaijen vergeleek lokale partijen met lokale afdelingen van landelijke partijen. Inhoudelijk blijkt de eerste categorie ‘maar een klein beetje rechtser’ te zijn. “Is het niet juist de kracht van lokale partijen dat ze niet rechts en niet links zijn?”, luidt een reactie. Wat verder opvalt, is dat veel raadsleden van lokale partijen luisteren als hun belangrijkste taak beschouwen.
Als vervolgstudie wil Van Ostaaijen onderzoek doen naar succesfactoren van lokale politieke partijen. Uit de zaal klinkt een wantrouwende reactie: is zulk onderzoek geen handreiking aan landelijke partijen om het ‘kunstje af te kijken’? Dat is erg vanuit een Calimero-rol geredeneerd, vindt een ander. “Ga uit van je eigen kracht. Je kunt leren van dat soort onderzoeken en van elkaar.”
Bewuste uitsluiting?
De aanwezige politici hebben ook hun eigen onderzoekswensen. Hoe komt het bijvoorbeeld dat veel lokale partijen verkiezingswinst niet kunnen omzetten in wethoudersposten? Worden ze bewust uitgesloten? Van Ostaaijen vraagt zich af of ze niet meebesturen omdat ze een lokale partij zijn. “Het kan ook omdat ze nieuw zijn.”
“Is misschien de andere stijl van politiek bedrijven onderdeel van het verkiezingssucces en een belemmering voor meebesturen?”, suggereert iemand. Van Ostaaijen is daarnaar ook ontzettend benieuwd. Hij heeft in elk geval al vijftig studenten de opdracht gegeven die stijl eens nader te onderzoeken.
Frank Wanders van de Universiteit van Amsterdam is de tweede spreker. Hij verstuurde afgelopen zomer – toen het Kennispunt nog maar enkele maanden online was – een vragenlijst over het platform naar 1326 e-mailadressen. Daarvan kwamen er 243 terug, waarvan 171 volledig ingevuld. In de rapportage (On)bekend maakt (on)bemind doet hij verslag van de vragenlijst.
Meer bekendheid Kennispunt
Ongeveer een op de drie ondervraagden heeft nooit van het Kennispunt gehoord. De rest kent het wel (27%) of heeft er wel eens van gehoord (39%). In het jaarplan 2020 van het Kennispunt is meer bekendheid dan ook een van de speerpunten. Van degenen die het wél kennen, vindt bijna zes op de tien dat het een meerwaarde heeft en twee op de tien vinkt ‘neutraal’ aan.
Op de vraag welke vorm van ondersteuning ze nog missen, antwoorden veel geënquêteerden: financiële. Opvallend is verder dat er behoefte is aan een forum op de website, maar dat het weinig wordt gebruikt. Er lijkt geen animo om bijvoorbeeld moties te delen. Ook hier speelt de vrees dat anderen kennis zullen gebruiken om er met de buit – lees de kiezers – vandoor te gaan. “Halen? Prima. Brengen? Neuh”, verwoordt een jong raadslid de opvatting van veel collega-politici.
Frank vroeg ook naar de organisatievorm van het Kennispunt. Moet die blijven zoals die nu is: een onafhankelijke partij als ProDemos, gevoed door een klankbordgroep? Ongeveer een derde maakt het niet zoveel uit. Van de twee derde die wel een duidelijk mening heeft, zegt een meerderheid: zo houden.
Kennispunt geen kerntaak
Projectleider Anne Graumans zegt dat de eindverantwoordelijkheid over het Kennispunt geen kerntaak is van ProDemos. Anne ziet op termijn liever dat er een stichting komt, met een bestuur van vertegenwoordigers van lokale partijen. Dat bestuur wordt dan verantwoordelijk voor de jaarlijkse subsidieaanvraag bij Binnenlandse Zaken, het afleggen van verantwoording en het contact met het ministerie.
Zeker nu het Kennispunt nog in de ontwikkelfase zit, vinden de meeste aanwezigen dat het bij ProDemos moet blijven. “Als het eenmaal staat en de uitvoering een kwestie van herhalen en vernieuwen wordt, dan kan die taak naar een nieuw te vormen stichtingsbestuur. Over vijf jaar of zo”, zegt iemand. Een afwijkende mening is dat lokale partijen zelf zouden moeten bepalen wat er met de subsidie gebeurt die nu naar ProDemos gaat.
Anne kijkt met de aanwezigen ook vooruit naar het jaarplan. ProDemos gaat door met het geven van trainingen en wil dit uitbreiden met coaching en intervisie. De aangeboden trainingen in 2019 worden goed bezocht.
Subsidie voor lokale partijen?
Na Anne is het de beurt aan Sophie van de Meeberg van de lokale partij HAP in Haarlemmermeer. Sophie is lid van het VNG expertiseteam Lokale Partijen. Dat houdt zich bezig met de vraag: op welke vlakken hebben lokale partijen een niet-gelijkwaardige positie – feitelijk of qua beleving – ten opzichte van lokale afdelingen van landelijke partijen? Bedoeling is dat het antwoord wordt meegenomen in de coalitieonderhandelingen bij de eerstvolgende kabinetsformatie.
Abassin Nessar van Binnenlandse Zaken tenslotte doet verslag van de begrotingsbehandeling van ‘zijn’ ministerie de avond tevoren. Hij vertelt over de motie Jetten, een pleidooi voor jaarlijks 9 miljoen extra subsidie voor politieke partijen tot en met 2024. Forum voor Democratie vindt dat het volledige bedrag naar lokale partijen zou moeten gaan. Abassin vindt het positief ‘dat het onderwerp zo hoog op de agenda staat’.